Ten gevolge van proeven met kathodestraalbuizen worden achtereenvolgens de elektronen en de protonen ontdekt. (1870-1897)
Tussen twee metaalplaten in een (zo goed als) luchtledige glazen buis wordt een zeer hoge spanning aangelegd.
Als gevolg daarvan zien we een lichtgevende straling: kathodestralen.
Ze buigen af als we een magneet in de buurt brengen. Het zijn elektrisch geladen deeltjes die uit de atomen afkomstig zijn: negatieve elektronen.
Later werd ontdekt dat er in het atoom ook neutronen aanwezig zijn. (1932)
Rutherford beschiet een dun (0,0004 cm) goudblaadje met a-deeltjes. Bij die proefneming blijkt dat op honderdduizend projectielen er slechts 1 tot 5 wordt teruggekaatst. De rest vliegt er recht door of wordt afgebogen.
Dit leidt tot een nieuw model.
De kern (diameter slechts het 1/100 000 van die van het gehele atoom), bijna alle massa bevattend, bevindt zich in het centrum en bevat de massarijke protonen en neutronen. De a-deeltjes die op een kern botsen worden teruggekaatst.
De elektronenmantel is een grote ijle ruimte met daarin op alle mogelijke banen rond de kern bewegende elektronen.
De a-deeltjes die door de elektronenmantel vliegen, vliegen gewoon rechtdoor of worden lichtjes afgebogen.
Samengevat
Atoomkern
Een atoom heeft een ijle structuur.
De atoomkern bevindt zich in het centrum van het atoom en bevat protonen en neutronen.
De elektronen vliegen rond de kern in de elektronenmantel.