Vorige onderwerp
3. Chemische binding
Volgende onderwerp

2. Positieve mono-atomische ionen

Natrium

11Na: 1s2 2s2 2p6 3s1

Een natriumatoom heeft 1 elektron in de buitenste schil.

Door dit elektron af te geven krijgt het atoom een stabiele edelgasconfiguratie:

Na: 1s2 2s2 2p6 3s1 - 1 e → Na+ : 1s2 2s2 2p6

Het neutrale atoom krijgt daardoor echter een positieve lading. Het wordt een positief ion: natriumion.

 

Calcium

20Ca: 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 4s2

Een calciumatoom heeft 2 elektronen in de buitenste schil.

Door die elektronen af te geven krijgt het atoom een stabiele edelgasconfiguratie:

Ca: 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 4s2 − 2 e → Ca2+ : 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6

Het neutrale atoom krijgt daardoor echter een tweemaal-positieve lading. Het wordt een tweewaardig positief ion: calciumion.

 

Aluminium

13Al: 1s2 2s2 2p6 3s2 3p1

Een aluminiumatoom heeft 3 elektronen in de buitenste schil.

Door die elektronen af te geven krijgt het atoom een stabiele edelgasconfiguratie:

Al: 1s2 2s2 2p6 3s2 3p1− 3 e → Al3+ : 1s2 2s2 2p6

Het neutrale atoom krijgt daardoor echter een driemaal-positieve lading. Het wordt een driewaardig positief ion: aluminiumion.

IJzer

26Fe: 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 3d6 4s2

Een ijzeratoom heeft 2 elektronen in de buitenste schil.

Door deze elektronen af te geven krijgt het atoom geen stabiele edelgasconfiguratie:

Fe : 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 3d6 4s2 - 2 e → Fe2+ : 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 3d6ijzer(II)ion of ijzer(2+)ion

Nochtans is deze configuratie stabieler dan de originele atoomconfiguratie en Fe2+-ionen worden vaak gevormd.

Maar, zoals vaak het geval is bij metalen uit de overgangsgroepen, ijzeratomen kunnen ook drie elektronen afgeven, waarbij dan Fe3+-ionen ontstaan:

Fe : 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 3d6 4s2 − 3 e → Fe2+ : 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 3d5ijzer(III)ion of ijzer(3+)ion

De configuratie van dit ion is zelfs nog stabieler dan die van het Fe2+-ion.

Samengevat

Positieve mono-atomische ionen
Metalen uit de hoofdgroepen Ia (1), IIa (2) en IIIa (13) bezitten 1, 2 of 3 elektronen in de buitenste schil. Door dit (die) elektron(en) af te geven verkrijgen ze een stabiele edelgasconfiguratie, maar de gewijzigde atomen krijgen daarbij een positieve lading: 1+ , 2+ of 3+. Het worden positieve (+ , 2+ , 3+) ionen of kationen.
Metalen uit de nevengroepen geven soms 1, meestal 2 elektronen af om stabieler te worden. Ze kunnen echter meestal meerdere ionen vormen. De ionen bezitten echter geen edelgasconfiguratie.
Vorige onderwerp
Volgende onderwerp