Vorige onderwerp
8. Chemisch evenwicht
Volgende onderwerp

8. Q versus K

a A(aq) + b B(aq) c C(aq) + d D(aq)
a A(g) + b B(g) c C(g) + d D(g)

Om te weten wat er gebeurt in een mengsel van A en/of B en/of C en/of D, met bepaalde concentraties (in het geval van homogene evenwichten in oplossing) of partieeldrukken (in het geval van homogene gasevenwichten), moeten we Q berekenen.

Er zijn drie mogelijkheden.

  • Q = Kc of Q = Kp

In dit uitzonderlijke geval gebeurt er niets bij het mengen van de componenten: bij deze concentraties/partieeldrukken is er evenwicht.

  • Q < Kc of Q < Kp

In dit geval is Q te klein (kleiner dan Qev) om een evenwichtstoestand te hebben. Q moet dus groter worden: er moet meer C en D ontstaan en er moet A en B verdwijnen. De voorwaartse reactie treedt op tot er evenwicht is.

a A + b B c C + d D

  • Q > Kc of Q > Kp

In dit geval is Q te groot (groter dan Qev) om een evenwichtstoestand te hebben. Q moet dus kleiner worden: er moet C en D verdwijnen en er moet A en B gevormd worden. De omgekeerde reactie treedt op tot er evenwicht is.

c C + d D a A + b B

Samengevat

Q
Reactie
= Kc of Kp
geen reactie
< Kc of Kp
voorwaartse reactie
> Kc of Kp
omgekeerde reactie
Vorige onderwerp
Volgende onderwerp