Vorige onderwerp
2. Atoombouw
Volgende onderwerp

7. Elektronenconfiguraties

De elektronen zijn volgens een bepaald stramien verdeeld over de verschillende hoofd- en subniveaus en banen. Hierbij moet slechts één regel in acht genomen worden: regel van de minimale energie. Dit betekent:

1
Er zijn geen elektronen aanwezig in een bepaald subniveau als niet alle energetisch lagere subniveaus opgevuld zijn.

De energievolgorde van de subniveaus kan je afleiden uit bijgaande figuur.

2
In een bepaald subniveau wordt eerst één elektron in elke baan geplaatst
(de verschillende banen hebben immers dezelfde energie) alvorens elektronenparen te vormen (twee elektronen in dezelfde baan plaatsen vergt energie): regel van de maximale multipliciteit. (Regel van Hund)

3
De twee elektronen in een zelfde baan hebben een tegengestelde spin.
(Pauli-verbod: In een zelfde atoom komen geen twee elektronen voor met vier gelijke kwantumgetallen. Dat heeft voor gevolg dat in een orbitaal maximaal twee elektronen met tegengestelde spin kunnen voorkomen.)

Dit levert volgende elektronenconfiguraties op:

1H 1s1 1s1
2He 1s2 1s2
3Li 1s2 2s1 [He] 2s1
4Be 1s2 2s2 [He] 2s2
5B 1s2 2s2 2p1 [He] 2s2 2p1
6C 1s2 2s2 2p2 [He] 2s2 2p2
7N 1s2 2s2 2p3 [He] 2s2 2p3
8O 1s2 2s2 2p4 [He] 2s2 2p4
9F 1s2 2s2 2p5 [He] 2s2 2p5
10Ne 1s2 2s2 2p6 [He]2s2 2p6
11Na 1s2 2s2 2p6 3s1 [Ne] 3s1
12Mg 1s2 2s2 2p6 3s2 [Ne] 3s2
13Al 1s2 2s2 2p6 3s2 3p1 [Ne] 3s2 3p1
14Si 1s2 2s2 2p6 3s2 3p2 [Ne] 3s2 3p2
15P 1s2 2s2 2p6 3s2 3p3 [Ne] 3s2 3p3
16S 1s2 2s2 2p6 3s2 3p4 [Ne] 3s2 3p4
17Cl 1s2 2s2 2p6 3s2 3p5 [Ne] 3s2 3p5
18Ar 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 [Ne] 3s2 3p6
19K 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 4s1 [Ar] 4s1
20Ca 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 4s2 [Ar] 4s2
21Sc 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 3d1 4s2 [Ar] 3d1 4s2

Enkele elementen hebben een afwijkende configuratie, o.a.:

24Cr: 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 3d5 4s1 i.p.v. 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 3d4 4s2

29Cu: 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 3d10 4s1 i.p.v. 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 3d9 4s2

Deze afwijkende configuratie wordt verklaard door aan te nemen dat halfgevulde en volledig gevulde subniveau extra stabiel zijn.


 

Het zijn de elektronen, of beter, de elektronenverdelingen van de buitenste schil die de chemische eigenschappen van een atoom bepalen. Onder buitenste schil verstaan we de verzameling van subniveaus met hoogste hoofdkwantumgetal.

De aantrefkans van de elektronen rond de kern kunnen we met een bepaalde vorm voorstellen. Deze vormen verschillen in afmetingen naargelang de waarde van n.

s-orbitalen hebben een bolvorm, p-orbitalen hebben de vorm van een halter of zandloper.

Hoe groter het hoofdkwantumgetal n, hoe uitgestrekter de orbitale. Op die manier krijgen de atomen een ruimtevormelijk karakter en krijgen we meer inzicht omtrent de ruimtelijke structuren van atomen en moleculen.

Voorbeeld

34Se: 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 3d10 4s2 4p4

Samengevat

Elektronenconfiguraties
Er zijn geen elektronen aanwezig in een bepaald subniveau als niet alle energetisch lagere subniveaus opgevuld zijn.
In een bepaald subniveau wordt eerst één elektron in elke baan geplaatst alvorens elektronenparen te vormen: regel van de maximale multipliciteit. (Regel van Hund)
De twee elektronen in een zelfde baan hebben een tegengestelde spin. (Pauli-verbod)

Vorige onderwerp
Volgende onderwerp