a. Maak een schets van de opstelling.
b. Geef de celreactie.
c. Welke is de positieve en welke is de negatieve elektrode?
d. Welke is de anode en welke is de kathode?
e. Bereken de evenwichtsconstante voor de celreactie.
f. Bereken de elektromotorische kracht van de cel.