a. Welke ionen zijn aanwezig in de oplossing?
a. Welke reductie gebeurt er aan de kathode?
a. Welke oxidatie gebeurt er aan de anode?
b. Welke ionen zijn aanwezig in de oplossing?
b. Welke reductie gebeurt er aan de kathode?
b. Welke oxidatie gebeurt er aan de anode?