

Een buffer is een mengsel van een zwak zuur en zijn geconjugeerde base (of omgekeerd).
Met de gegeven oplossingen kunnen we niet rechtstreeks een buffer maken. De oplossingen van NH3 en Na2CO3 zijn wel oplossingen van zwakke basen, maar we beschikken niet over oplossingen van de geconjugeerde zuren.
We zijn dus verplicht om bij de oplossing van één van die zwakke basen een sterk zuur te voegen, zodat een (gepast) deel van die zwakke basen omgezet wordt in het geconjugeerde zuur.
Op welke twee manieren kunnen we met de beschikbare oplossingen een buffer met pH = 10,00 maken?
Welke van beide werkwijzen levert de buffer met de grootste capaciteit?
Veronderstel dat we x L 0,100 mol/L Na2CO3 en y L 0,100 mol/L HCl samenvoegen.
x en y kunnen we berekenen als we twee vergelijkingen met deze onbekenden kunnen opstellen.
Formuleer de eerste vergelijking door rekening te houden met het feit dat we 0,500 L buffer willen maken.
Formuleer de tweede vergelijking door rekening te houden met de reactie die bij het samenvoegen plaatsgrijpt en met het feit dat we een buffer met pH = 10,00 willen verkrijgen.
Los dit stelsel van twee vergelijkingen met twee onbekenden op.
