Oplossing A bevat 40 gram NaOH in 500 mL. Oplossing B bevat 30 g NaOH in 250 mL.
a. Welke oplossing bevat het grootste stofhoeveelheid NaOH?
b. Van welke oplossing is de concentratie het grootst?
Hoeveel mol NaOH is er aanwezig in oplossing A?
Hoeveel mol NaOH is er aanwezig in oplossing B?
Welke oplossing bevat de grootste stofhoeveelheid NaOH?
Oplossing A bevat de grootste stofhoeveelheid NaOH.
Bereken de concentratie in oplossing A in mol/L.
Bereken de concentratie in oplossing A in mol/L.
Van welke oplossing is de concentratie het grootst?