Zilver komt in de natuur voor onder 2 isotopen: 107Ag met een nuclidemassa van 106,906 u en 109Ag met een nuclidemassa van 108,905 u. De atoommassa van Ag is 107,868 u. Wat is de abundantie (relatief voorkomen) van beide isotopen?
Stel een verband op tussen x en y in de veronderstelling dat beide isotopen voorkomen met een abundantie x % (107Ag) en y % (109Ag) en
rekening houdend met het feit dat de nuclidemassa van Ag gekend is.
Stel een tweede vergelijking op met x en y uitgaande van het feit dat het om procenten gaat.
Vervang y in de eerste vergelijking door (100-x) en bereken dan x.
Gebruik de tweede vergelijking om y te berekenen.